Temperantia als morele deugd

Samenvatting van ‘t Is moeilijk bescheiden te blijven…’  door Guy Liagre in Thoth 5 – 2020

In de Schotse Gerectificeerde Ritus wordt in de Gezellengraad de deugd ‘temperantia’ geleerd. Deze gematigdheid, niet in eten en drinken, maar in levenshouding, is ook voor de hedendaagse Vrijmetselaar van waarde.

“Geen enkel mens, geliefde Broeder, maakt zonder zelfkennis vorderingen naar het Goede. Hij die zichzelf nog niet kent, heeft ook geen juist idee van zijn oorsprong, noch van zijn bestemming. Hij heeft doel noch Regel: hij handelt slechts vanuit hem dominerende impulsen, zijn gewoonten en zijn passies, waarvan hij de slaaf is. Onderworpen aan de invloed van alle objecten die hem omringen, ontbeert hem de Temperantia, hij doet steeds te veel of te weinig.”

Indien je een waar verlangen, moed en intelligentie hebt, verwijder dan deze sluier en leer jezelf kennen”.

Temperantiasuggereert het vermijden van het extreme, waardoor de loge La Parfaite Egalité in Brugge het woord vertaalt met mate. Wie zegt matezegt echter tegelijk vermijden van het extremeen insinueert wat we tegenwoordig middelmatigheidnoemen.

Nederland werd in het verleden wel het etiket van middelmatigheid opgekleefd. Een soort morele categorie, tot deugd verheven. Daar is niets mis mee. Als men ze tenminste met voorzichtigheid en bescheidenheid hanteert. Want op de keper beschouwd kan ze net zo goed van valsebescheidenheid getuigen. 

In de decennia rond 1670 weten theologen zich de remonstrantse twisten (de kwestie van de mate waarin een mens een vrije wil heeft) uit het begin van de eeuw nog goed voor de geest te halen. Kerkelijke facties (deelgroepen – partijen) staan tegen elkaar op, Nederland davert en de bevolking huivert van de theologische twisten. In die context probeert Herman Wits, zoals later de vadersvan de moderne vrijmetselarij zullen doen, te bemiddelen. Hij ontwikkelt een theologie die hij in de titel van zijn inaugurele oratie als hoogleraar in twee woorden samenvat: Theologus modestus. Bescheidenheid of matigheidals deugd dus. 

Bescheidenheid is volgens Wits immers synoniem voor geestelijk evenwicht, gematigdheid in het oordeel over zichzelf en rustigheid in het oordeel over derden. Zachtaardig maar niet timide, geduldig maar niet onverschillig, kordaat maar niet hoogmoedig, standvastig maar niet koppig. En ruimte open latend voor het mysterie: Ubi mirari, non rimari, sapientia summa est: te weten wanneer men zich moet verwonderen en niet moet onderzoeken, is de hoogste wijsheid. Dat is ongeveer de samenvatting.

“Mijn Broeders, het is door de Temperantia dat de mens zich onthoudt van alles wat hem kan corrumperen en afhouden van de Waarheid.” – AMr

aurea mediocritas

Aanvankelijk is tempere(a)ntia een woord dat betrekking had op de remedie voor het overdadig of niet gebalanceerd nuttigen van voedsel. Niet schrokken, niet overdrijven, de lichaamssappen in evenwicht houden: temperentia. In de 17de eeuw ondergaat het woord echter een semantische verschuiving (betekenisverschuiving) waarbij men het niet langer in verband brengt met lichaamsvochten, maar de morele boodschap overhoudt. Een gematigd persoon wordt dan een rationeel mens, iemand die weloverwogen handelt, nederig is, extreme situaties ontwijkt en de middenweg bewandelt. Hij kiest de maat van het midden, vanwaar ons woord middelmaat. Door Horatius reeds bezongen als de aurea mediocritas, de gulden middenmaat. Wie de maat van het midden kiest, kent geen hoogmoed. Hij handelt en wandelt met wijsheid, beleid, vastberadenheid, bedachtzaamheid, bezonnenheid, inzicht, dat wel. Maar zonder hoogmoed. 

De gematigdheidverwerft zich zo aan het einde van de 18de eeuw in de deugdencataloog een plaats naast het geluk van de mens. Immers: zonder gematigdheid is waar geluk niet mogelijk. En zonder verdraagzaamheid, die aan de vrijmetselarij ten grondslag ligt, al evenmin. Wat is verdraagzaamheid immers anders dan gedeeld menselijk besef in het betrachten van gematigdheid en inschikkelijkheid? 

Het is onze rol om evenwicht en harmonie in de samenleving te bewaren. Het is onze rol en taak om ongunstige effecten van extremen en extremisten uit te schakelen. Maar dan niet rondborstig zich op de borst kloppend. Met bescheidenheid en fijngevoeligheid.