Nieuwe uitgave van Ritus en Tempelbouw, een belangwekkende studie.
“Aan U de vraag…”
- Waar staat de jonger aangenome Leerling?
- Aan ’t Noorden.
- Wat is zyn doen?
- Alle Vreemde en Luystervinken te weren.
- Als een Vreemde (of een Luisteraar) betrapt wordt, hoe wordt die gestraft?
- Hy wordt onder de geut van de huizen gezet als het hardt regent, om het water by zyn hals te doen inlopen, tot dat het zyn schoenen weder uit loopt.
Deze zinsneden komen uit het rituaal 1733 en zijn te lezen in Studieblad 6, dat nu is verschenen. Het is een belangrijke en interessante studie door Phlip Visser en Thijs Laeven over drie eeuwen leergesprekken, die ook bekend staan onder het woord ‘catechismus’ en zoals deze sinds 1733 in Nederlandstalige rituaalboeken zijn opgenomen. De rijkdom en veelzijdigheid van de tekst blijkt wel uit het aantal van 350 bladzijden dat het boek telt. En uiteraard is het geen ‘blad’ maar een lijvig boekwerk met de bekende harde omslag en passend in de inmiddels ontstane serie. De naamgeving van de serie is een hommage aan de makers van de 14 studiebladen die tijdens de beginjaren van Ritus en Tempelbouw tussen 1946 en 1951 verschenen zijn.
Het gewone werk
In principe maakt het leergesprek steevast deel uit van het ritueel in elk van de drie graden. Het is een herneming op hoofdlijnen van het voorgaande ritueel. Het rituaal van de inwijding tot leerling, gezel of meester vrijmetselaar, wordt dan ook in vele loges afgesloten met de overgang naar het zogenoemde ‘gewone werk’. Het is het bekende vraag en antwoord waartoe de achtbare meester de nieuwe broeder of zuster in zijn of haar nieuwe rol uitnodigt.
De lezer vindt uit drie eeuwen de leergesprekken van 23 rituaalboeken op een rijtje, en kan zich hierdoor een beeld vormen van die rituelen. Deel 1 van het boek stelt de leergesprekken en de gevolgde werkwijze voor. Verder geven de auteurs een aanzet tot analyse door de meest opmerkelijke vindplaatsen te ordenen. Deel 2 geeft ±60 leergesprekken voor de drie graden in hun oorspronkelijke versie. De auteurs zien het leergesprek niet zozeer als een instructie, maar veeleer als een uitnodiging om zelf te zoeken naar de betekenis van symbolen en elementen van het ritueel. Dit boek bevat al met al zo’n 2650 vragen èn antwoorden. Maar de persoonlijke betekenis blijft voor de lezer een individuele opdracht.
De uitvoering van de leergesprekken tijdens de rituele arbeid kan een inspirerende functie vervullen. Wanneer de achtbare meester aan de ceremoniemeester vraagt om de nieuwe leerling, gezel of meester in het westen te plaatsen, en de overgang naar het ‘gewone werk’ aankondigt, en vervolgens de eerste vraag stelt, staat op dat moment de jongste leerling, gezel of meester ongevraagd op, loopt naar de broeder of zuster die zich zijn of haar pijnlijke tekortkomingen realiseert, plaats zich achter deze, legt een hand op de schouder, spreekt uit, dat hij of zij de broeder of zuster zal bijstaan, en geeft – zo mogelijk uit het hoofd- de antwoorden.
Een dergelijke uitvoering, en dus ervaring, verbindt diverse aspecten die de vrijmetselarij kan bieden op indringende wijze. Dat is de uitvoering. Maar nu de inhoud. Daarvoor is deze studie. Zeer terecht opgenomen in de inmiddels beroemde reeks studiebladen van Ritus en Tempelbouw. Daarbij toont de opeenvolgende presentatie van deze leergesprekken weer eens duidelijk aan, dat vrijmetselarij deel uitmaakt van de samenleving. Hoe de tijdgeest binnen de vrijmetselarij weerklinkt en steeds weer andere invalshoeken biedt. Het ‘ga terug naar het westen’, kennen we. Maar het is noodzakelijk, je het omgekeerde ook te realiseren. De wisselwerking tussen maatschappij en vrijmetselarij is de uitdaging waar we juist in deze tijd voor staan. Hoe vertalen wij mooie idealen bij de grote veranderingen waar we voor geplaatst worden? Hoe worden existentiële zorgen maçonniek vertaald?
Hoe dat in de afgelopen eeuwen ging, leert ons deze waardevolle studie. Hoe dat nu gaat, daarvoor zijn wij verantwoordelijk.
Henk Masselink, voorzitter Ritus en Tempelbouw